Servetringen van gietfenol
|
Celluloid, ebena en eboniet vóór bakeliet
Celluloid, ebena en eboniet werden aan het eind van de 19e eeuw vóór de uitvinding van het bakeliet in de giettechniek toegepast voor het vervaardigen van o.a. biljartballen, siervoorwerpen en mondstukken van muziekinstrumenten. Ebena dateert uit de tijd dat men veel experimenteerde met het vinden van alternatieven voor hout. Het was een mengsel van zaagstof met bloed, dat in hete mallen werd geperst. Eerst werd met locaal hout gewerkt, later met tropisch hout. Het bloed gaf Ebena een donkerrode kleur en het werd voor inktstellen, aanstekers en luxe artikelen gebruikt. Het werd daarom ook wel een natuurlijke plastic genoemd, bakeliet gebruikt daarentegen een kunsthars.
Naast hout werd ook geëxperimenteerd met andere plantaardige stoffen als (boom)hars, het latere copal. Bakeliet, ebena en eboniet zijn geen van alle plastisch (buigzaam), maar wel goed te bewerken met een vijl of zaag.
Celluloid
Celluloid is een syntetisch materiaal, dat zich na verhitting (thermoplast) in allerlei vormen laat modelleren. Het is zeer brandbaar en werd o.a. voor kammen, in de poppenindustrie en bestekhandvaten gebruikt. Door de hoge brandbaarheid werd celluloid na het midden van de 20e eeuw bijna niet meer toegepast.
Verzamelaarswaarde
Artikelen die uit genoemde matererialen zijn vervaardigd hebben vooral waarde voor verzamelaars in de volgende hoedanigheden: juwelen, knoppen, knopen, radiokasten, lampen en vele andere artikelen. Commercieel werd bakeliet in de installatietechniek toegepast, te denken aan schakelaars, wandcontactdozen, schakelkasten, etc. Na het bakeliet en de introductie van de vele andere kunststoffen en compositie materialen was de verwarring groot. Iedereen gooide alle plasticsoorten op één grote hoop en noemde het gemakshalve maar bakeliet.
|